56
Hoofdstuk 2 Creëren van uw eigen geluiden
de geluidsgolf output door OSC 2. Wanneer ingesteld op de pitch
van OSC 2 zoals in de figuur getoond wordt, dwingt de Oscillator
Sync de OSC 1 om terug te keren naar het begin van de OSC 2
geluidscyclus, waardoor een complexe geluidsgolf geproduceerd
wordt.
(zie figuur)
fig.02-12.e
Het effect van de Oscillator Sync wordt alleen toegepast op OSC
1; de toon van OSC 2 verandert niet. Wanneer het effect van de
Oscillator Sync niet duidelijk genoeg is, verhoog dan
[BALANCE] (naar de OSC 1 uitgang). Door [BALANCE] te
verschuiven verandert de slingerwijdte van het OSC 1 geluid
(waarop de Oscillator Sync is toegepast) en het normale OSC 2
geluid.
• Op de SH-32 kunt u de Oscillator Sync functie niet tegelijk
gebruiken met de geluidsgenerator filter functies. Wanneer u
een simpel filter effect wilt toevoegen aan een patch dat
Oscillator Sync gebruikt, gebruik dan INS-FX als filtertype
(pag. 64).
• Patches die Oscillator Sync gebruiken worden alleen in mono
weergegeven. Bovendien kunnen ze in de Performance Stand
alleen in Part 1 gebruikt worden. Wanneer ze gebruikt worden
met Part 2 of 3, schakelt de Oscillator Sync functie zichzelf
automatisch uit.
• Wanneer u de Oscillator Sync functie gebruikt, kunt u geen
variatie voor de OSC 1 geluidsgolf selecteren. Door op [WAVE]
te drukken om de geluidsgolfgroep te selecteren, wordt een
exclusieve variatie, speciaal voor synchroniseren, automatisch
geselecteerd.
• U kunt de Suboscillator functie (pag. 54), PWM functie (pag. 55)
en de Unison functie (pag. 62) niet tegelijk gebruiken met een
Patch waarbij Oscillator Sync actief is.
• In sommige gevallen kan een cyclisch lawaai steeds opnieuw
hoorbaar zijn in het lage- frequentiebereik in Patches wanneer u
Oscillator Sync gebruikt. Dit is geen fout van de SH-32.
De kenmerken van geluiden
veranderen (FILTER)
fig.02-13
Dit creëert geluiden die gevuld zijn met ontelbare harmonieën van
verschillende frequenties. En door filters te gebruiken om alleen
bepaalde frequentiebanden te laten passeren terwijl andere
frequenties geblokkeerd worden, kunt u ook de kenmerken van het
geluid veranderen. Door de filters in de FILTER sectie aan te passen,
kunt u de output geluidsgolven op verschillende manieren
veranderen, wat tevens het geluid verandert.
Interne filter typen en functies
(TYPE, SLOPE)
[TYPE]
Selecteert het type filter.
Wanneer de Oscillator Sync functie (pag. 55) in gebruik is, wordt
dit automatisch uitgeschakeld (op “OFF” gezet) (de filter kan
dan niet gebruikt worden).
OSC 2
OSC 1
Terugkeer naar het begin van een periode
Tonen veranderen met Oscillator Sync
Door de [OSC 1X2 SYNC] aan te zetten en vervolgens [PITCH
COARSE] en [PITCH FINE] af te stellen, verandert het geluid en
wordt een verscheidenheid aan tonen geproduceerd.
Filter Type Beschrijving
LPF (Low Pass Filter) Deze filter laat de harmonieën met
lage frequentie onder de cutoff fre-
quentie passeren. Deze filter wordt
standaard gebruikt, het maakt gelu-
iden zachter en milder.
BPF (Band Pass Filter) Deze filter laat harmonieën met fre-
quenties dichtbij de cutoff frequen-
tie passeren. Dit benadrukt de
middenreeks. Dit werkt goed voor
het creëren van geluiden met speci-
fieke klankkwaliteiten.
HPF (High Pass Filter) Deze filter laat de harmonieën met
hoge frequentie boven de cutoff fre-
quentie passeren. Dit geeft een
helder, scherper geluid.
PKG (Peaking Filter) Deze filter stimuleert harmonieën
met frequenties die dichtbij de cut-
off frequentie liggen. U kunt dit ge-
bruiken om wah effecten te creëren
door een LFO in te zetten dat de
cutoff frequentie cyclisch verandert.
OFF Er wordt geen filter gebruikt.
Comments to this Manuals