Roland SH-32 User Manual Page 56

  • Download
  • Add to my manuals
  • Print
  • Page
    / 123
  • Table of contents
  • BOOKMARKS
  • Rated. / 5. Based on customer reviews
Page view 55
56
Hoofdstuk 2 Creëren van uw eigen geluiden
de geluidsgolf output door OSC 2. Wanneer ingesteld op de pitch
van OSC 2 zoals in de figuur getoond wordt, dwingt de Oscillator
Sync de OSC 1 om terug te keren naar het begin van de OSC 2
geluidscyclus, waardoor een complexe geluidsgolf geproduceerd
wordt.
(zie figuur)
fig.02-12.e
Het effect van de Oscillator Sync wordt alleen toegepast op OSC
1; de toon van OSC 2 verandert niet. Wanneer het effect van de
Oscillator Sync niet duidelijk genoeg is, verhoog dan
[BALANCE] (naar de OSC 1 uitgang). Door [BALANCE] te
verschuiven verandert de slingerwijdte van het OSC 1 geluid
(waarop de Oscillator Sync is toegepast) en het normale OSC 2
geluid.
Op de SH-32 kunt u de Oscillator Sync functie niet tegelijk
gebruiken met de geluidsgenerator filter functies. Wanneer u
een simpel filter effect wilt toevoegen aan een patch dat
Oscillator Sync gebruikt, gebruik dan INS-FX als filtertype
(pag. 64).
Patches die Oscillator Sync gebruiken worden alleen in mono
weergegeven. Bovendien kunnen ze in de Performance Stand
alleen in Part 1 gebruikt worden. Wanneer ze gebruikt worden
met Part 2 of 3, schakelt de Oscillator Sync functie zichzelf
automatisch uit.
Wanneer u de Oscillator Sync functie gebruikt, kunt u geen
variatie voor de OSC 1 geluidsgolf selecteren. Door op [WAVE]
te drukken om de geluidsgolfgroep te selecteren, wordt een
exclusieve variatie, speciaal voor synchroniseren, automatisch
geselecteerd.
U kunt de Suboscillator functie (pag. 54), PWM functie (pag. 55)
en de Unison functie (pag. 62) niet tegelijk gebruiken met een
Patch waarbij Oscillator Sync actief is.
In sommige gevallen kan een cyclisch lawaai steeds opnieuw
hoorbaar zijn in het lage- frequentiebereik in Patches wanneer u
Oscillator Sync gebruikt. Dit is geen fout van de SH-32.
De kenmerken van geluiden
veranderen (FILTER)
fig.02-13
Dit creëert geluiden die gevuld zijn met ontelbare harmonieën van
verschillende frequenties. En door filters te gebruiken om alleen
bepaalde frequentiebanden te laten passeren terwijl andere
frequenties geblokkeerd worden, kunt u ook de kenmerken van het
geluid veranderen. Door de filters in de FILTER sectie aan te passen,
kunt u de output geluidsgolven op verschillende manieren
veranderen, wat tevens het geluid verandert.
Interne filter typen en functies
(TYPE, SLOPE)
[TYPE]
Selecteert het type filter.
Wanneer de Oscillator Sync functie (pag. 55) in gebruik is, wordt
dit automatisch uitgeschakeld (op OFF gezet) (de filter kan
dan niet gebruikt worden).
OSC 2
OSC 1
Terugkeer naar het begin van een periode
Tonen veranderen met Oscillator Sync
Door de [OSC 1X2 SYNC] aan te zetten en vervolgens [PITCH
COARSE] en [PITCH FINE] af te stellen, verandert het geluid en
wordt een verscheidenheid aan tonen geproduceerd.
Filter Type Beschrijving
LPF (Low Pass Filter) Deze filter laat de harmonieën met
lage frequentie onder de cutoff fre-
quentie passeren. Deze filter wordt
standaard gebruikt, het maakt gelu-
iden zachter en milder.
BPF (Band Pass Filter) Deze filter laat harmonieën met fre-
quenties dichtbij de cutoff frequen-
tie passeren. Dit benadrukt de
middenreeks. Dit werkt goed voor
het creëren van geluiden met speci-
fieke klankkwaliteiten.
HPF (High Pass Filter) Deze filter laat de harmonieën met
hoge frequentie boven de cutoff fre-
quentie passeren. Dit geeft een
helder, scherper geluid.
PKG (Peaking Filter) Deze filter stimuleert harmonieën
met frequenties die dichtbij de cut-
off frequentie liggen. U kunt dit ge-
bruiken om wah effecten te creëren
door een LFO in te zetten dat de
cutoff frequentie cyclisch verandert.
OFF Er wordt geen filter gebruikt.
Page view 55
1 2 ... 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 ... 122 123

Comments to this Manuals

No comments