Roland GT-8 User Manual Page 51

  • Download
  • Add to my manuals
  • Print
  • Page
    / 100
  • Table of contents
  • BOOKMARKS
  • Rated. / 5. Based on customer reviews
Page view 50
51
Hoofdstuk 4: Effecten en parameters
Hoofdstuk
4
MASTER
Met MASTER kunt u de volgende parameters instellen:
NS (Noise Suppressor)
Patch Level
Master BPM
FV (Foot Volume)
NS (Noise Suppressor)
Dit effect vermindert de ruis en brom die door
gitaarelementen wordt veroorzaakt. Omdat het de ruis in
verhouding tot de envelope van het gitaargeluid onderdrukt
(en dus rekening houdt met het verval van het gitaargeluid),
heeft het weinig invloed op het gitaargeluid. Het zal het
natuurlijke karakter van het geluid niet schaden.
* Sluit de ruisonderdrukker in het signaalpad vóór het
reverbeffect aan. Zo voorkomt u een verstoring van de galm.
Patch Level
Master BPM
FV (Foot Volume)
Dit effect stuurt het volume. Meestal wordt het aan het
zwelpedaal toegewezen.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Effect
Off, On Schakelt de ruisonderdrukker in of uit.
Deze parameter kunt u met de PATCH/VALUE-schijf instellen.
Als NS op ‘On’ staat, brandt het [MASTER]-indicatielampje.
* Zelfs als u op [MASTER] drukt, kunt u de ruisonderdrukker niet in- of
uitschakelen.
Threshold
0–100
Regel deze parameter volgens het volume
van de ruis.
Als het ruisniveau hoog is, kiest u een hoge waarde. Als het ruisni-
veau laag is, volstaat een lagere waarde. Regel deze waarde tot het
verval van het gitaargeluid zo natuurlijk mogelijk klinkt.
* Hoge waarden voor de Threshold-parameter hebben mogelijk als gevolg
dat geen geluid weerklinkt als u uw gitaar met een laag volume bespeelt.
Release
0–100
Regelt de tijdsduur vanaf het moment dat
de ruisonderdrukker in werking treedt tot-
dat het ruisniveau tot nul zakt.
Detect
Input, NS Input,
FV Out
Dit stuurt de ruisonderdrukker op basis van
het volume van het punt dat in Detect is be-
paald.
Input
Inputvolume van de input jack.þ
NS Input
Inputvolume van de ruisonderdrukker.þ
FV Out
Volume na toepassing van het voetvolume.þ
Parameter/
Bereik
Verklaring
Patch Level
0–200 Regelt het volume van de patch.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Master BPM
40–250 Regelt de BPM-waarde van elke patch.
* BPM (beats per minute) is het aantal tellen van een vierde noot per
minuut.
* Als u een extern midi-apparaat hebt aangesloten, dan synchroniseert
Master BPM met het tempo van het externe midi-apparaat, zodat het
niet meer mogelijk is om Master BPM zelf in te stellen. Om Master
BPM toch zelf in te stellen, kunt u MIDI Sync Clock (p. 80) op
‘Internal’ zetten.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Level
0–100 Regelt het volume.
Vol.Curve (Volume Curve)
Slow1, Slow2, Normal,
Fast
Selecteert hoe het volume wijzigt als reactie
op het niveau dat met Volume wordt ge-
stuurd.
fig.04-140
Master BPM en het CTL-pedaal
Om Master BPM met het CTL-pedaal in te stellen, zet u
de ‘CTL Pedal’-functie (p. 54) op ‘Master BPM (Tap)’.
Volume
Normaal
Traag2
Traag1
Snel
Als het pedaal
helemaal is ingedrukt
Als het pedaal
omhoog is gebracht
EXP-pedaal
Page view 50
1 2 ... 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 ... 99 100

Comments to this Manuals

No comments